De wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen is, zoals uit het opschrift zelf blijkt, niet enkel van toepassing op het vervoer van aardgas. Pijpleidingen die gebruikt worden voor het vervoer andere (gasachtige) producten kunnen ook onder het toepassingsgebied vallen. Artikel 2, laatste lid, van de Gaswet geeft de Koning de mogelijkheid om het toepassingsgebied on die zin te verruimen.
Met het koninklijk besluit van 27 april 2007 doet hij dat door het koninklijk besluit van 15 juni 1967 (vervoer door middel van leidingen van pekel, natronloog en afvalvloeistoffen) uit te breiden met het vervoer van “gezuiverde afvalwaters van nucleaire installaties”.
In verschillende arresten (R.v.St., SA Bema, nr.103.141, 4 februari 2002 en R.v.St., SA Bema, nr. 147.482, 7 juli 2005) bekritiseerde de Raad van State de rechten die, op basis van de wet van 12 april 1965, gegund werden aan ondernemingen die producten via pijpleidingen vervoeren en de gelijkschakeling van deze ondernemingen met bv. de aardgasvervoersnetten. De Raad van State maakte zeer duidelijk dat verklaringen van openbaar nut enkel mogelijk zijn indien de pijpleiding ook effectief het openbaar nut dient en niet enkel de private belangen van één of meer bedrijven.
Mede daarom is het nuttig dat de Koning de uitbreiding voorzien in het koninklijk besluit van 27 april 2007 als volgt motiveert:
“Overwegende dat het tot het algemeen belang behoort het juridisch statuut vast te stellen van de leidingen bestemd voor het vervoer van gezuiverde afvalwaters van nucleaire installaties door deze leidingen te laten genieten van zekere bepalingen van de voornoemde wet van 12 april 1965 en aldus de vereiste rechtszekerheid te bieden aan de betrokkenen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten