Op 1 augustus 2007 publiceerde de CREG een persbericht over haar onderzoek over de in juni 2007 door Electrabel aangekondigde prijsstijgingen. Volgens de CREG waren de vermeende redenen van Electrabel om de aardgasprijs te verhogen "dikwijls maar niet altijd even pertinent":
- Electrabel rekende de hogere aardgasprijzen op de internationale markten reeds door aan haar aardgasklanten;
- Het nieuwe aardgascontract tussen Electrabel en Distrigas trad in al voege op 1 januari 2007, zodat een mogelijk negatief effect dan al zou te merken zijn (en niet op 1 september 2007);
- Enkel dat deel van de prijsverhoging dat betrekking heeft op de vaste term in het nieuwe aardgascontract was nog niet doorgerekend.
De prijsverhoging leek volgens de CREG "vooral te zijn ingegeven door de bezorgdheid van de onderneming om zijn winstmarges veilig te stellen".
De CREG stelde ook:
"De CREG heeft in het dossier elementen vastgesteld die erop wijzen dat Electrabel Customer Solutions (ECS), bij de totale vrijmaking van de markt in Brussel en Wallonië op 1 januari 2007, haar aardgasprijzen vrij laag heeft gezet, met de mogelijke intentie om concurrenten uit de markt te drijven of om een toetredingsdrempel te creëren. Dit kan eventueel wijzen op een predatory pricing praktijk, hetgeen een restrictieve mededingingspraktijk is. Het feit dat de aanwijzingen daartoe niet konden worden bevestigd door de CREG is in hoofdzaak te wijten aan de reeds aangehaalde weigering van Distrigas om bepaalde gegevens aan de CREG te bezorgen. Hoe dan ook is dit een onderwerp dat mededingingsrechtelijke vragen oproept dat allicht verdere analyse behoeft vanwege de bevoegde Belgische mededingingsautoriteit (Raad voor de Mededinging). De houding van Distrigas heeft de CREG ook verhinderd om na te gaan of er desgevallend sprake was van een price squeeze of van discriminatie tussen verschillende leveranciers."
Deze week kondigde Belga aan dat de auditeur bij de Raad voor de Mededinging beslist had dat er van een misbruik van machtspositie of van price squeeze geen sprake was:
"Op grond van de beschikbare gegevens zijn er onvoldoende aanwijzingen om de tariefzetting op 1 januari 2007 van ECS als een vorm van roofprijsgedrag te beschouwen. Niet de differentiatie in afwijking, noch de duur, noch het effect op de marktstructuur bieden voldoende aanwijzingen voor het ondersteunen van een dergelijk roofprijsgedrag in hoofde van ECS".
Overeenkomstig artikel 45 WBEM kan enkel diegene die de Raad om een onderzoek gevraagd heeft (minister Verwilghen) het dossier op de griffie raadplegen of er een kopie van krijgen. Enkel hij (nu minister Van Quickenborne) kan binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing tegen de beslissing van de auditeur een beroep kan instellen bij de Raad voor de Mededinging.
Enigszins betreurenswaardig is dat tegen een eventuele beslissing van de Raad op beroep geen rechtsmiddelen meer kunnen aangewend worden voor het Hof van Beroep in Brussel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten