In 2020 moet België 13% van haar
eindenergieverbruik realiseren met hernieuwbare energiebronnen. Windenergie op
zee zal een noodzakelijk deel uitmaken van onze toekomstige energiemix. Het
beleid mag niet falen een adequate ondersteuning uit te werken zodat de
projecten die vandaag een concessie gekregen hebben ook effectief gerealiseerd
zullen worden.
Het beleidskader inzake offshore wind is
geleidelijk aan, soms met vallen en opstaan, uitgetekend sinds 2000. 13 jaar
later zijn alle domeinconcessies in de Noordzee toegekend en is er een
capaciteit van 491 MW operationeel. De geplande 2200 MW zullen ongeveer 9% van
het elektriciteitsverbruik produceren.
De gestage ontwikkeling van wind op zee maakt ook
dat sinds enkele jaren het debat woedt over de kostprijs van de ondersteuning.
Bij haar aantreden verklaarde de regering Di Rupo 1 het subsidiemodel te willen
herzien. Met dit engagement is niets mis. Als de samenleving, in dit geval alle
elektriciteitsverbruikers, gevraagd wordt een bepaalde kost te dragen, dan is
het maar evident dat een politieke overheid die kost zo juist mogelijk wil
inschatten. Er zijn voorbeelden genoeg van kosten waar dit ooit is mis gegaan.
Alleen blijft een beslissing wel erg lang uit,
hoewel alle puzzelstukken op tafel liggen.
Zo is iedereen het erover eens dat er in het
huidige systeem geen sprake is van oversubsidiëring. De CREG kwam tot die
vaststelling in haar studie van juni 2013 waarin ze schreef dat de
ondersteuning representatief is voor de kosten van de sector. Eerder
had het onderzoeksbureau 3E, die het Belgische systeem vergeleek met de
subsidiesystemen in de ons omringende landen, vastgesteld dat de Belgische
ondersteuning onder het gemiddelde ligt.
Tegelijkertijd heeft de CREG aangegeven dat
verfijningen mogelijk zijn, met name kan de ondersteuning gekoppeld worden aan
de elektriciteitsprijs. Stijgt de elektriciteitsprijs, is minder ondersteuning
nodig. Omgekeerd, daalt de elektriciteitsprijs, dan is meer ondersteuning
nodig. Daardoor zien de verbruikers hun factuur niet onnodig stijgen wanneer de
elektriciteitsprijzen stijgen, maar hebben de investeerders een zekerheid bij
lage elektriciteitsprijzen.
De regering is sowieso de voorbije jaren niet
doof gebleven voor de verzuchtingen van de gebruikers. Een deel van de
nucleaire rente werd bestemd voor de ondersteuning van offshore en onlangs werd
de toeslag voor offshore op de elektriciteitsfactuur voor grote verbruikers
geplafonneerd.
Het getalm in dit dossier toont dan ook vooral
aan hoezeer het op eieren lopen is in de energiesector. Wellicht zijn de
uitdagingen voor beleidsmakers zelden groter geweest dan vandaag. De
razendsnelle ontwikkeling van de laatste jaren heeft heel wat zekerheden doen
wegvallen, met name de vanzelfsprekendheid dat er altijd en overal
elektriciteit is aan een constante prijs. Maar net in tijden van onzekerheid
moet een overheid ook voldoende houvast bieden door niet alleen te focussen op
kosten op korte termijn, maar evenveel oog te hebben voor baten op lange
termijn.
Zo blijkt uit een recente studie van IWES dat
windenergie op zee een belangrijke bijdrage kan bieden aan de stabilisatie van
het totale energiesysteem. Windenergie op zee kan uitgebalanceerde stroom
leveren en zo systeemkwaliteit, leveringszekerheid en lage totaalkosten kan
garanderen.
CEO van Elia, Jacques Vandermeiren, liet naar
aanleiding van de operoep voor een energiepact voorbij 2020 optekenen dat
“verschillende betrokken partijen kritisch moeten durven terugkijken, maar ook
vooruitkijken, voorbij de waan van de dag.”
Tinne Van der Straeten is advocaat bij Blixt, een kantoor gespecialiseerd in energie- en klimaatrecht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten