Pagina's

vrijdag 8 juli 2011

In Memoriam Filip Martens: de domeinconcessie voor offshore wind voorbij

In 2020 moet België 13% van het energieverbruik realiseren met hernieuwbare energiebronnen. Offshore wind zal een groot aandeel uitmaken van deze doelstelling. Op dit ogenblik is er in de Noordzee 1 zone afgebakend in de zone voor de exploitatie van offshore wind. De wetgever opteerde voor een speciale vergunning van offshore wind installaties, met name door het verlenen van domeinconcessies.

Onder andere in de formateursnota van Elio Di Rupo is er sprake van een nieuwe zone in de Noordzee voor offshore wind. Wij willen een lans breken om na te denken over de wijze van vergunnen van offshore wind. Wij denken dat de figuur van de domeinconcessie niet aangewezen is, maar dat een beroep zou kunnen gedaan worden op de aanbestedingsprocedure voorzien in de Derde Elektriciteitsrichtlijn. Dit wordt uitgewerkt in de bijdrage "De domeinconcessie voorbij: de ontwikkeling van offshore wind via een aanbestedingsprocedure".

Deze bijdrage is geschreven als een eerbetoon aan Filip Martens, CEO van C-Power, die onverwachts overleden is op 1 juli 2011. Filip kan niet anders omschreven worden dan als een pionier voor offshore wind in België. Zoals het project team van C-Power schreef heeft hij als een echter voortrekker vriend en vijand overtuigd door in 2008 de grootste windturbines op de zwaarste funderingen in diep water op 30 kilometer van de kust te realiseren. Het is voor ons steeds een eer geweest Filip te ontmoeten in vergaderingen of aan de onderhandelingstafel. Zijn heengaan heeft ons, net als zovelen, met verstomming geslagen. Zijn enthousiasme en gedrevenheid kan alleen maar als voorbeeld en ter inspiratie blijven dienen.

Deze bijdrage zakt in het niets ten op zichte van de realisaties van Filip. Elke geproduceerde kWh elektriciteit in de Belgische Noordzee zal zijn herinnering levendig houden. Rust zacht.
Share/Bookmark

dinsdag 5 juli 2011

Klimaat in de nota van formateur Di Rupo

In het voorstel van formateur Di Rupo komt ook klimaat aan bod in de twee delen van de formateursnota: zowel wat betreft de sociaal-economische voorstellen als wat betreft de overdracht van bevoegdheden.

In het hoofdstuk over de begrotingsmaatregelen wordt geschreven dat "met het oog op de implementatie van het klimaatbeleid de opbrengsten van de veiling van de CO2-quota's op billijke wijze verdeeld [worden] tussen de federale overheid en de deelstaten". De formateur doelt hier op de implementatie van het energie- en klimaatpakket van de Europese Unie en de zogenaamde 20-20-20 doelstellingen. Tegen 2020 moet België 13% hernieuwbare energie opwekken tegen 2020 en 15% CO2 verminderen. Deze doelstellingen moeten verdeeld worden tussen de federale overheid en de gewesten, net zoals dat het geval was voor de Kyoto-doelstelling. Op dit ogenblik is daar geen compromis over bereikt, het is zelfs onduidelijk of er over vergaderd wordt. Verder in de nota wordt alleen nog gesproken over een "eerlijke en objectieve verdeling van de te leveren inspanningen".

De industriële uitstoot wordt geregeld door de ETS-richtlijn. Dit is een quasi volledige Europese aangelegenheid geworden, waarbij de lidstaten de veiling organiseren en waarvan de opbrengsten naar de lidstaten terugvloeit. Het verdelen van die emissieopbrengsten zal vermoedelijk deel uitmaken van de globale lastenverdeling in het kader van de 20-20-20-doelstellingen. Het aandeel van de uitstoot van de luchtvaartsector zorgde al voor intern Belgische onenigheid toen het Vlaams Gewest, en nadien het Waals Gewest, een decreet aannamen waarbij alle luchtvaartemissies ofwel in het Vlaams Gewest ofwel in het Waals Gewest gelokaliseerd werden. Brussel en de Federale Overheid vielen uit de boot en vochten het Vlaams decreet aan bij het Grondwettelijk Hof. Het Grondwettelijk Hof vernietigde het decreet en beval dat er een samenwerkingsakkoord moet komen om de materie te regelen. Tot op vandaag is er ook hier geen uitweg uit de impasse.

De nota van Di Rupo spreekt enkel van een billijke verdeling, en zegt niets over de toewijzing van die opbrengsten. Dit in tegenstelling tot de nucleaire rente waar expliciet wordt bepaald dat die middelen gebruikt zullen worden voor de ondersteuning van offshore wind en de energie-efficiëntie van federale gebouwen. De ETS-richtlijn bepaalt dat de lidstaten vrij zijn om te bepalen hoe de veilingopbrengsten worden gebruikt. Tegelijkertijd zegt ze ook dat de opbrengsten zouden moeten worden gebruikt voor het klimaatbeleid. Of Di Rupo een deel wil gebruiken om, bijvoorbeeld, de internationale klimaatinspanningen te financieren, dan wel om het begrotingstekort te milderen blijft een open vraag.

Wat betreft het internationale klimaatbeleid schrijft Di Rupo dat België een ambitieus standpunt zal innemen tijdens de multilaterale onderhandelingen. Daarbij wordt expliciet gezegd: "ons land schikt zich naar een reductiedoelstelling op EU-niveau van 30% van de uitstoot van broeikasgassen in 2020 en van 80 tot 95% in 2050 ten opzichte van 1990." Hiermee geeft Di Rupo gevolg aan de resolutie die op 24 maart 2011 door de Kamer werd aangenomen waar de Kamer de regering vroeg om zich duidelijk uit te spreken voor een aanscherping van de Europese klimaatambities. De Kamer vroeg ook dat de regering zich zou inzetten dat dit zich zou vertalen in het Belgisch standpunt in de toekomstige EU-milieuraden en de Europese Raad. Uit de manier van verwoorden in de formateursnota kan alvast een engagement afgeleid worden dat de Federale Regering effectief zal proberen de gewesten op dezelfde lijn te krijgen. Het Europese standpunt wordt namelijk steeds in overleg met de gewesten bepaald.

Wat betreft de overdracht van bevoegdheden komt de tekst van Di Rupo overeen met het eerdere voorstel van Vande Lanotte. De Nationale Klimaatcommissie zal versterkt worden en er wordt een klimaatresponsabliseringsmechanisme ingesteld. Dit laatste zal geconcretiseerd worden door in de nieuwe financieringswet een responsabiliseringsmechanisme "klimaat" te voorzien voor de CO2-uitstoot in die sectoren die niet vallen onder de EU-ETS. Dit gebeurt op basis van de doelstellingen van de Nationale Klimaatcommissie en gevalideerd door de interministeriële conferentie. Als bedoeld wordt wat Vande Lanotte eerder schreef dan zou de interministeriële conferentie die bevoegd is voor het klimaatbeleid concrete voorstellen doen op het vlak van bindende emissietrajecten per regio en per sector, op korte en op lange termijn en met betrekking tot de methodologie inzake berekening van de emissies. De Nationale Klimaatcommissie zou bevoegd zijn voor de controle op de resultaten en de publicatie ervan. Dit wordt echter niet op deze manier verduidelijkt in de nota van Di Rupo.

Di Rupo schuift duidelijk naar voor dat een vermindering van CO2 het concurrentievermogen van de bedrijven zal versterken en zal zorgen voor extra banen. Qua standpunt heeft het voorstel van Di Rupo het voordeel van de duidelijkheid, de 30% doelstelling wordt gesteund. De invulling van de doelstelling binnen België is vooralsnog onduidelijk. Ook hier geldt wat we voor de energievoorstellen schreven: met de uitwerking kan het nog alle kanten uit.
Share/Bookmark

Energie in de nota van formateur Di Rupo

De formateursnota van Di Rupo bestaat uit twee delen, enerzijds voorstellen met betrekking tot de begrotingssanering, de 6de staatshervorming en de sociaal-economische hervormingen, anderzijds een meer gedetailleerde en technische uitleg over de overdracht van bevoegdheden van de federale staat naar de deelstaten en de nieuwe financieringswet.

Wat betreft het eerste deel wordt energie behandeld in het hoofdstuk "overgang van onze economie naar een duurzaam groeimodel". Een aantal zaken zijn niet nieuw, omdat ze reeds aangekondigd werden of omdat er reeds initiatieven genomen werden door de regering of het parlement. Zo komt de beheersing van de energieprijzen (als eerste punt) terug naar voor. De prijzen voor zowel particulieren als bedrijven zouden niet hoger mogen liggen dat de gemiddelde prijs in de ons omringende landen. Geen woord echter over het eerder bereikte compromis omtrent de vangnetregulering. Er wordt alleen nog gezegd dat "de federale overheid, Gewesten en de 4 regulatoren samen het geheel van alle componenten van de energiekosten analyseren en hoe deze in toom te houden". Nochtans maakt dit reeds deel uit van de bevoegdheden van de CREG en zijn er al een pak studies gepubliceerd, zowel wat betreft de prijzen voor elektriciteit als de prijzen voor gas. De studies over de prijscomponenten worden bovendien elke 6 maanden geactualiseerd. De beheersing en controle van de energieprijs wordt ook vermeld in het hoofdstuk over de koopkracht en de inflatie.

Ook niet nieuw is het voornemen om de nucleaire rente te belasten. Al heet het nu "een mechanisme om zowel concurrentie als investeringen aan te moedigen in de opwekking van elektriciteit en de nucleaire rente te heffen (sic). (...) Dit mechanisme zal tijdelijk zijn en zal verdwijnen wanneer de markt concurrentieel wordt." De formateur laat echter niet in zijn kaarten kijken hoe dit mechanisme er zou uitzien. Het is ook niet duidelijk wat de formateur bedoelt met het aanmoedigen van concurrentie en investeringen. Gaat het over het louter wegbelasten van het voordeel van de nucleaire rente, naar voorbeeld van de huidige repartitiebijdrage, eventueel gecombineerd met een uraniumaccijns? Of doelt de formateur op een omvangrijker initiatief naar model van het voorstel van de Vlaamse socialisten, met name de unieke aankoopmaatschappij? De formateur geeft geen indicatie over de hoogte van het bedrag. Door in het hoofdstuk over de voorgestelde begrotingsmaatregelen te spreken over een 'verhoging' van het bedrag, mag men ervan uitgaan dat belasting meer zal zijn dan 250 miljoen euro per jaar.

De formateur kondigt ook aan om de wetgeving inzake nucleaire aansprakelijkheid te herzien. Hierover heeft het parlement de werkzaamheden reeds aangevat en dienden CD&V-cdH, enerzijds, en PS, VLD, MR, anderzijds, voorstellen in.

Wat betreft bevoorradingszekerheid blijft de onduidelijkheid over de wet op de kernuitstap. De wet blijft, maar de er in vervatte uitstapkalender "zal worden beoordeeld in het licht van de stresstests en de studies over de bevoorradingsveiligheid in België." Met andere woorden, de kerncentrales gaan zeker toe, maar wanneer blijft een open vraag.

Er is sprake van "een uitrustingsplan met betrekking tot de productiecapaciteit (...) om de sluiting van de [kern]centrales te compenseren. Ook hier is het niet duidelijk wat bedoeld wordt. De term "uitrustingsplan" doet denken aan het vroegere nationaal uitrustingsplan en de centrale planning van de productiemiddelen. Door de liberalisering is die vervangen eerst door het indicatief programma van de productiemiddelen, daarna door de prospectieve studie, waarin, onder andere, de bevoorradingszekerheid geëvalueerd wordt, en wanneer ze in het gedrang komt, er aanbevelingen geformuleerd worden. Terugkeren naar een centrale planning is onmogelijk in een geliberaliseerde energiemarkt. Misschien doelt de formateur op de voorstellen van de CREG inzake het gebruik van een openbare aanbesteding om investeringen te realiseren? Of misschien doelt de formateur op andere technieken om capaciteit te vergoeden, met name om te zorgen voor genoeg back-up capaciteit voor hernieuwbare energie?

Verder wordt in het kader van de bevoorradingszekerheid een nieuwe zone voor windenergie in de Noordzee aangekondigd.

Voor het overige zullen consumentendiensten en de leesbaarheid van de energierekening worden verbeterd. Hier zou de formateur kunnen doelen op het aanpassen van het bestaande akkoord over de consument in de vrijgemaakte elektriciteits- gasmarkt aan de nieuwe Wet Marktpraktijken. Of misschien wil de formateur de toepasselijke wetgeving van de federale overheid en de gewesten over de verplichte vermeldingen op de factuur harmoniseren, vereenvoudigen en verduidelijken?

De staatscontrole bij het beheer van de financiële reserves voor de ontmanteling van centrales en het beheer van gebruikte splijtstof zal worden versterkt. Dit zou betekenen de bestaande conventie tussen de federale overheid, Electrabel en Synatom zou moeten heronderhandeld, afgeschaft of niet verlengd worden. Wellicht verwijst de formateur naar de rondetafel die hierover plaatsvond bij NIRAS, maar die nog geen aanleiding was voor nieuwe initiatieven.

De CREG zal versterkt worden in haar onafhankelijkheid, de controle over de regulator zal verzekerd worden door het parlement. De formateur verwijst hier naar het implementatie van het derde pakket, waar de Raad van State reeds haar advies gegeven heeft. Een tekst werd echter nog niet ingediend in het parlement. De omzettingstermijn is sinds 3 maart 2011 verstreken.

Wat betreft de overdracht van bevoegdheden kopieert de formateur grotendeels de eerdere nota van Johan Vande Lanotte. Distributietarieven zouden een gewestelijke bevoegdheid worden, behalve voor de netwerken die een transportfunctie hebben zelfs indien ze een spanning hebben gelijk of lager dan 70 kV, evenals het Fonds voor de Reductie van de Globale Energiekost. Er komt een samenwerkingsakkoord om de de samenwerking rond het nucleaire exportbeleid te vergemakkelijken.

Nieuw is dat er verduidelijkt wordt wat zeker federale bevoegdheid blijft: prospectieve studies, kernenergie, energieproductie, inclusief offshore, de grote infrastructuren voor aanvoer en opslag van energie, het energietransport, het beleid inzake de uiteindelijke energieprijs voor de gebruiker, inclusief de sociale bevoegd, de energie-efficiëntie van de federale gebouwen. Inzake de offshore was in de nota Vande Lanotte sprake van een overlegplatform met het Vlaams Gewest. Dit is weggevallen in de nota Di Rupo.

Samengevat bevat de formateursnota voor iedereen wat wils. Het blijven echter hoofdlijnen, de uitwerking kan nog alle kanten op.
Share/Bookmark