Pagina's

woensdag 31 maart 2010

Hoe marginaal kan een toetsing zijn?

Het gelijkheidsbeginsel, beschermd door de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, belet niet dat er bepaalde categorieën van personen verschillend behandeld worden voor zover dat verschil berust op een objectief criterium waarvoor een redelijke verantwoording bestaat uit het oogpunt van het nagestreefde doel. Bij de beoordeling hiervan heeft de (grondwettelijke) rechter slechts aan marginale toetsingsbevoegdheid. Dit betekent dat die rechter moet nagaan of de belangenafweging niet 'kennelijk' onredelijk is.

In zijn arrest nr. 32/2010 (Electrabel - SPE - EDF Belgium - Synatom / Belgische Staat) gaat het Hof wel zeer marginaal om met die marginale toetsing.

Om de redelijke verantwoording van het onderscheid tussen nucleaire producenten en andere marktactoren op de energiemarkt te beoordelen, verwijst het Hof zonder enige eigen (laat staan marginale) toetsing naar de memorie van toelichting van de programmawet van 22 december 2008 die aan de nucleaire producenten een repartitiebijdrage van 250 miljoen euro voor 2008 oplegt. Hij laat na te expliciteren of het onderscheid tussen de verschillende marktactoren berust op een pertinent criterium of dat er een redelijke verhouding bestaat tussen het (amalgaam van) doelen en het onderscheid dat gemaakt wordt.

Dezelfde hypermarginaliteit past het Hof toe wanneer hij aanvaardt dat er tussen de verschillende nucleaire exploitanten geen onderscheiden situatie bestaat. Het loutere feit dat zij "over een aandeel beschikken in de industriële productie van elektriciteit door splijting van kernbrandstoffen" volstaat voor het Hof om, samen met de regering, te oordelen dat er geen ongelijke behandeling is. Ook hier ontbreekt enige toetsing van de pertinentie of de redelijke verhouding van het gelijk behandelen.

Alleen in antwoord op de door EDF Belgium ingeroepen ongelijke behandeling tussen de nucleaire producenten en andere ondernemingen die aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn, antwoordt het Hof iets uitvoeriger. Die andere categorieën belastingplichtigen "bevinden zich niet in een vergelijkbare situatie ten aanzien van dergelijke maatregel". Hierbij verwijst het Hof eenvoudigweg naar het doel van de repartitiebijdrage van 250 miljoen.

Ook de hoogte van de repartitiebijdrage (250 miljoen) werd door de verzoekers gehekeld. Dat bedrag zou arbitrair vastgesteld zijn en zou geen enkele band hebben met de verschillende en zeer onderscheiden doelstellingen waarvoor die bijdrage zou moeten dienen.

Het Hof gaat hier niet op in. Het stelt enkel dat "het bedrag van de individuele bijdragen niet op willekeurige wijze [wordt] vastgesteld".

* * *

Op zich zou men het resultaat van het arrest moeten kunnen toejuichen. Aan ondernemingen die zeer veel winst maken omdat zij gebruik kunnen maken van nucleaire centrales die, omdat zij dankzij de gulle toegevingen van de wetgever al lang afgeschreven zijn, verhoudingsgewijze zeer goedkope elektriciteit produceren en die goedkope elektriciteit, door de merit order van de verschillende elektriciteitscentrales niet de marktprijs zet voor elektriciteit, wordt duidelijk gemaakt dat die winst kan afgeroomd worden ten voordelen van het algemeen belang. Spijtig is wel dat men nog steeds moet vaststellen (zoals ik in een eerder bericht al deed) dat het ganse bedrag van 250 miljoen op geen enkele manier blijkt aangewend de zijn voor de verschillende doeleinden van de Programmawet, zoals die rimpelloos aanvaard worden door het Grondwettelijk Hof. (De eenmalige korting van 30 euro op de elektriciteitsfactuur in 2009 staat op het konto van de begroting 2009. Hiervoor kan de bijdragen voor 2008 dus niet dienen.)

Daarnaast heeft de regering nu wel de 250 miljoen van 2008 veiliggesteld (en misschien ook die van 2009, hoewel de bijdragplichtigen nog tot eind juni beschikken om ook hiertegen een vernietigingsberoep bij het Grondwettelijk Hof in te stellen), maar heeft zij in het Protocolakkoord dat zij met GDF Suez sloot aanvaard dat er geen nieuwe bijdragen komen (behalve de bijdragen van 215 tot 245 miljoen voor het verlengen van de levensduur van de oudste drie kerncentrales). De regering heeft dus zelf afstand gedaan van wat ze met dit arrest zou kunnen doen, het recurrent belasten van de nucleaire producenten.
Share/Bookmark

dinsdag 30 maart 2010

Legal 500 over onze energiepraktijk

De Legal 500 (www.legal500.com), één van de twee meest toonaangevende 'legal directories' vermeldt mij voor het vierde jaar op rij als een expert inzake energierecht. Dit jaar komt daar nog milieurecht bij. Dat doet uiteraard plezier:

(...) is ‘very skilled in energy law’ and regularly advises domestic clients. It also receives an impressive number of referrals from Belgian and Anglo-Saxon firms in Brussels.
(...) acted for NMBS, 
the Belgian railways company, in litigation against Electrabel in relation to emission 
rights trading. Tim Vermeir (...) is recommended.

Share/Bookmark

zaterdag 27 maart 2010

Vragenlijst Europese Commissie via Electrawatch

Electrawatch (www.electrawatch.be) heeft de volledige vragenlijst van de Europese Commissie over het protocol tussen GDF Suez en de Belgische staat on-line gezet.
Share/Bookmark

vrijdag 26 maart 2010

Afstanden windturbines ten opzichte van radars

De afgelopen maanden was er nogal wat ongenoegen bij een aantal promotoren van windturbines over de afstandsregel van 15 kilometer die de luchtvaartautoriteiten en het ministerie van defensie hanteerden om een al dan niet gunstig advies te geven over aanvragen voor de plaatsing van windturbines.

In antwoord op een schriftelijke vraag van Bart Van Malderen stelde minister Muyters dat het ministerie van defensie weliswaar de 15 kilometer-beperking wenst aan te houden, maar dat hij hierover binnenkort nieuwe richtlijnen zal uitschrijven die die absolute verplichting enigszins matigen.

Binnen een straal van 500 meter van radars zal het strikt verboden blijven om windturbines te bouwen. In de zone van 500 m tot 15 km is die bouw eveneens verboden, maar kan op basis van een uitgebreide studie hierop een uitzondering worden gegeven.
Share/Bookmark

donderdag 25 maart 2010

Europese Commissie zet grote vraagtekens bij protocol GDF Suez-Belgische staat over verlenging levensduur kerncentrales

GDF Suez en de Belgische regering bereikten in oktober vorig jaar een protocolakkoord over de verlenging van de levensduur van de drie oudste Belgische kerncentrales (Doel I, Doel II en Tihange I).

In antwoord op een actuele vraag van Tinne Van der Straeten bevestigde minister Magnette vandaag dat de Europese Commissie aan de Belgische regering een "lange vragenlijst die over alle aspecten van het protocol gaat" gestuurd heeft. De regering zou hierop tegen 8 april 2010 moeten antwoorden. Daarnaast zal zij ook het wetsontwerp dat vorm moet geven aan het protocolakkoord met de Europese Commissie bespreken.

Een kopie van de vragenlijst vroeg Van der Straeten niet. Blijkens haar vraag en dupliek gaat die lijst "over elk detail, elk punt en elke komma van dat nucleair protocol" en zet ze "het nucleair protocol op losse schroeven". Het enkele feit
dat "de vragenlijst langer is dan het initiële protocol" zou erop kunnen wijzen dat ze geen ongelijk heeft.
Share/Bookmark

vrijdag 19 maart 2010

"Energieleveranciers rekenen tariefdalingen niet door"

"Energiedistributeurs rekenen tariefdalingen niet door" kopt het Belga-bericht, overgenomen door Express, waarin de CREG haar verontrusting uit dat de leveranciers de tariefdaling die het gevolg is van het tariefakkoord tussen de CREG en Fluxys, niet zouden 'doorrekenen' aan de eindafnemers.

Onze geliberaliseerde energiemarkt wordt gekenmerkt door een een driehoeksverhouding tussen de eindafnemer, de leverancier en de netbeheerder. De eindafnemer heeft een fysieke aansluiting op het distributie- of transportnet. Hiervoor betaalt hij een (veelal eenmalige) aansluitingskost. Die kost keurt de CREG goed. Met de leverancier is de eindafnemer overeengekomen dat hij elektriciteit of aardgas kan kopen. Hiervoor betaalt hij een contractueel vastgelegde prijs. Om het aardgas of de elektriciteit tot bij de eindafnemer te krijgen sluit de leverancier een overeenkomst met de netbeheerder. Hij zal ervoor zorgen dat de energie van plaats waar de leverancier die energie aangekocht heeft naar de eindafnemer zal vervoerd worden. Voor die vervoer past de netbeheerder gereguleerde (door de CREG goedgekeurde) tarieven toe. De leverancier betaalt die in eerste instantie aan de netbeheerder. Veel leveranciers bepalen in hun overeenkomsten echter dat zij die vervoerskosten kunnen doorrekenen aan de eindafnemers. Sommige leveranciers stellen voor om variaties van die kost zelf ten laste te nemen.

Als de leverancier met zijn eindafnemer zouden zijn overeengekomen om zowel de stijgingen van de nettarieven als de dalingen daarvan door te rekenen, stelt er zich bij die leverancier ten aanzien van zijn eindafnemer een contractueel probleem als hij dat niet doet. Bepaalt de overeenkomst hier niets over, lijkt de leverancier niet verplicht om lagere nettarieven aan een lager tarief door te rekenen.

In ieder geval is er geen enkele wettelijke bepaling die de leverancier er in dat geval toe verplicht om de tarieven die hij zelf contractueel betaald heeft 'één op één' door te rekenen. Het is dus ook maar de vraag of de CREG daartegen iets kan of moet doen.

Misschien wachten sommige leveranciers liever de uitkomst van de vier procedures af die ingespannen zijn tegen dat tariefakkoord van 22 december 2009 voordat zij die tarieven als definitief beschouwen. Dat deed de netbeheerder immers ook tussen juni 2008 en november 2008 toen hij lagere transittarieven moest toepassen maar weigerde dit te doen in afwachting van een arrest van het hof van beroep van Brussel.
Share/Bookmark

Injectietarieven voor elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen

Artikel 11 van het koninklijk besluit van 2 september 2008 maakt het mogelijk dat de tarieven voor het gebruik van het distributienet ook aangerekend worden voor het gebruik van het net voor installaties die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen of via kwalitatieve WKK met een geïnstalleerd vermogen van meer dan 5 MWe, wanneer die installaties “aangesloten zijn op infrastructuurdelen waarvoor het belang van dit type eenheden aanzienlijke bijkomende kosten genereert”.

In Vlaanderen leidt die bepaling tot heel wat ongerustheid. Wat ‘aanzienlijke bijkomende kosten’ zijn en hoe die objectief vastgesteld kunnen worden is immers onduidelijk.

De nieuwe Vlaamse coalitie stelt in haar regeerakkoord: “Tevens zorgen we voor coherente aansluitings- en exploitatievoorwaarden ter ondersteuning van kwalitatieve WKK-installaties en installaties op basis van hernieuwbare energiebronnen. De ondersteuningsmaatregel bevat de nodige prikkels om de kosten voor de uitbouw en exploitatie van het net te beperken, zodat de distributienetbeheerders niet langer via een injectietarief de extra aansluitingskosten moeten verhalen, en om de omvang van de decentrale productie-installaties zo goed mogelijk af te stemmen op het verbruik ter plaatse.”

Op het overlegcomité federale overheid-gewesten verzocht het Vlaamse gewest aan de federale regering om aan de CREG een advies te vragen “betreffende de haalbaarheid van een afschaffing van of een vrijstelling voor de injectietarieven voor de installaties van hernieuwbare energieproductie en warmtekrachtkoppeling (…) en betreffende de eventuele impact op de kosten voor de verschillende types van consumenten, om tegemoet te komen aan de beleidsdoelstellingen rond de ontwikkeling van hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling, met naleving van de Europese verplichtingen ter zake” en om “desgevallend, een voorstel tot wijziging van de wetsbepaling tegen het einde van het jaar, met als doel bovenvermelde tarieven te schrappen of vrij te stellen”.

De CREG zou intussen aan minister Magnette bevestigd hebben om dit advies en voorstel tegen het einde van de maand maart 2010 uit te kunnen brengen.

Tijdens de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement van 17 maart keurde die het voorstel van resolutie betreffende de injectietarieven aangerekend voor hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekrachtkoppelingen goed.

De resolutie van het Vlaams Parlement vraagt de Vlaamse regering om, mocht het advies van de CREG op 31 maart 2010 toch niet beschikbaar blijken, de zaak direct op de agenda van het Overlegcomité te plaatsen en er aan te dringen op een snel advies. Mocht dit geen soelaas brengen, verzoekt het Parlement met deze resolutie de Vlaamse Regering om na te gaan of er geen Vlaamse reglementering mogelijk is die een toepassing van de injectietarieven uitsluit, bv. als openbaredienstverplichting.

Het Vlaams Parlement vreest dat wanneer de DNB's geen gebruik maken van die regeling om tarieven op te leggen voor de injectie van elektriciteit uit installaties > 5 MW, de CREG die DNB's zou kunnen sanctioneren door de gemaakte kosten in mindering brengen van hun billijke vergoeding. Dat zou, volgens Bart Martens, die overigens zelf lid is van de raad van bestuur van een werkmaatschappij waarvan de leden die injectietarieven aanrekenen, "dan weer ten koste gaan van de dividenden aan de aandeelhouders, waarin ook de gemeentebesturen vertegenwoordigd zijn". Dat kan volgens hem niet de bedoeling zijn "omdat de consument dan onrechtstreeks moet betalen". Martens bedoelt waarschijnlijk dat het politiek minder haalbaar is om de minderinkomsten uit de dividenden te recupereren via gemeentebelastingen dan om de kosten voor hernieuwbare energie door te rekenen via de distributienettarieven. In beide gevallen betaalt de consument, maar in het eerste geval is er minder rechtstreekse politieke verantwoording verschuldigd.

Overigens lijkt die ganse discussie overbodig mocht men rekening houden met de mogelijkheden die de Europese richtlijn 2009/28/EG inzake hernieuwbare energiebronnen biedt: artikel 16.4 staat de lidstaten toe om regelingen te treffen waardoor de beheerders van transmissie- en distributiesystemen de kosten voor de aansluiting van installaties voor hernieuwbare energiebronnen volledig of gedeeltelijk moeten dragen.
Share/Bookmark

donderdag 18 maart 2010

Elektromagnetische stralingen bij hoogspanning

Zoals de pers vandaag uitvoerig meldt, heeft minister Vandeurzen in antwoord op een schriftelijke vraag van zijn partijgenote Taeldeman uit Eeklo gesteld dat "er statistische en andere 'aanwijzingen' [zijn] dat de magneetvelden van bovengrondse hoogspanningslijnen van invloed kunnen zijn op de gezondheid van kinderen, meer bepaald op het voorkomen van leukemie". "Het wonen in de buurt van bovengrondse elektriciteitslijnen waar het magnetische veld sterker is dan circa 0,4 μT (microtesla) hangt mogelijk samen met een verhoogde kans op leukemie bij kinderen", stelt de minister verder. Volgens de minister wordt "verondersteld dat het risico op leukemie waarschijnlijk kan worden beperkt door kinderen niet dichtbij hoogspanningslijnen te laten wonen."

Het toeval wil dat Elia in het Meetjesland haar Stevin-project plant (zie hierover uitgebreid de informatie op de website van Elia). Het Stevin-project, de uitbreiding van zijn 380.000 Volt-net tussen Zomergem en Zeebrugge, is nodig om de windenergie van windparken op zee aan land te brengen en naar het binnenland te transporteren. Vreemd is echter wel dat de kabels van de windparken in de Noordzee in Oostende en niet in Zeebrugge aanlanden.

Op plan zien de mogelijke alternatieven (in oranje) er zo uit:

Een eerste deeltracé beoogt het versterken van de bestaande bovengrondse 380 kV-verbinding tussen Zomergem en Eeklo met behoud van de bestaande pylonen.

De bestaande bovengrondse verbinding is deze:
De nieuwe verbinding zou er zo uitzien:

In een tweede deeltracé zou een nieuwe bovengrondse 380 kV-verbinding tussen Eeklo en Brugge-Oost gebouwd worden.

In antwoord op een interpellatie van mevrouw Taeldeman had minister van ruimtelijke ordening Muyters over het Stevin-project en de gezondheidsrisico's eerder dit jaar gesteld:

"De door u aangehaalde gezondheidsproblematiek wordt ernstig genomen en wordt concreet voor de hoogspanningsverbinding tussen Zeebrugge en Zomergem onderzocht in het plan-MER. In de nota voor publieke consultatie wordt bijkomend aangegeven dat Elia het wetenschappelijk onderzoek over elektromagnetische velden van zeer dichtbij opvolgt en in dat kader een samenwerkingsakkoord gesloten heeft met onafhankelijke onderzoekscentra aan verschillende Belgische universiteiten, gegroepeerd binnen de Belgian BioElectro­Magnetic Group (BBEMG)."
Die Belgian BioElectroMagnetic Group (BBEMG)is een wetenschappelijk samenwerkingsverband tussen 5 onderzoeksgroepen dat als opdracht heeft (i) wetenschappelijk onderzoek uit te voeren om een beter inzicht te krijgen in de interacties tussen elektromagnetische velden en biologische activiteit en (ii) het ontwikkelen en verspreiden van wetenschappelijke kennis over de mogelijke gezondheidseffecten bij de mens.

Voor de volledigheid had minister Vandeurzen ook kunnen verwijzen naar het onderzoek door de BBEMG.
Share/Bookmark

woensdag 17 maart 2010

"Regeringscommissaris kan wel bij Distrigas, maar niet bij Electrabel"

De federale regering heeft op basis van een gouden aandeel twee regeringscommissaris in de raad van bestuur van ENI Distrigas en geen gouden aandeel noch regeringscommissarissen in Electrabel. Eerder schreef ik al dat, indien men aanvaardt dat de regeringscommissaris bij ENI Distrigas juridisch behouden kan blijven, men ook perfect die regeling zou kunnen doortrekken voor Electrabel (zie "De Belgische regering 'verzilvert' het gouden aandeel niet" en "Schaf dat gouden aandeel bij NMP en Distrigas eindelijk af". Daarvoor bestaat, zoals ik al eerder schreef, trouwens een wettelijke grondslag.

Tinne Van der Straeten ondervroeg hierover opnieuw minister Magnette tijdens de vergadering van de kamercommissie bedrijfsleven van gisteren.

Magnette las het volgende antwoord van zijn briefje af:

"Naar aanleiding van de gedeeltelijke splitsing van de maatschappij Distrigas werd een aandeel van het kapitaal (...) aan de overheid overgedragen via een wet van 2002. Aan dit aandeel zijn bijzondere rechten verbonden die bepaald zijn bij koninklijk besluit van juni 1994. Deze rechten blijven verbonden aan dit specifieke aandeel zo lang dit de eigendom blijft van de overheid, die het slechts kan overdragen mits een wetgevende toelating. Deze rechten (...) verlenen het recht twee vertegenwoordigers van de federale regering te benoemen in de raad van bestuur en het directiecomité van Distrigas.

Het wetgevend bestel dat van kracht is, maakt het behoud mogelijk van twee vertegenwoordigers van de federale regering bij de maatschappij Distrigas. De wet van 8 augustus 1980 betreffende de begrotingsvoorstellen en het koninklijk besluit van januari 1981 maken het niet mogelijk een vertegenwoordiger van de federale regering aan te wijzen bij de maatschappijen Elektrabel en SPE. Een wetgevend initiatief, ingesteld met eerbied voor de bepalingen tot instelling van de Europese Gemeenschap en de afgeleide rechten inzake energie, zou noodzakelijk zijn om te kunnen overgaan tot dergelijke aanwijzing. Eerder dan over te gaan tot de aanwijzing van vertegenwoordigers van de federale regering bij maatschappijen die belangrijke marktaandelen in handen hebben op het vlak van energie en/of die een belangrijke rol spelen inzake bevoorradingszekerheid, hetgeen het risico met zich meebrengt moeilijkheden op te wekken met de Europese overheden, met name wat betreft het naleven van regels inzake de vestigingsvrijheid en het vrij verkeer van kapitaal, bevoorrecht de regering de inwerkingstelling van mechanismen voor de uitwisseling van informatie."

Van der Straeten merkte terecht op:
"Als u volledig overtuigd bent dat wij de wet van 1980 niet kunnen gebruiken om bij Electrabel een regeringsvertegenwoordiger af te vaardigen dan begrijp ik niet hoe de bestaande wetgeving rond Distrigas kan worden gehandhaafd om daar wel een regeringscommissaris af te vaardigen. Volgens mij gelden daar immers dezelfde argumenten. Ik denk dat dit toch nog eens van dichtbij moet worden bekeken en dat de commerciële maatschappijen allemaal over dezelfde kam moeten worden geschoren. Er moet worden bekeken of het wenselijk is dat er een regeringscommissaris is bij Distrigas."

Share/Bookmark

donderdag 11 maart 2010

Brusselse energiemiddagen

Eind vorig jaar nam ik het initiatief om alle juristen die zich met energie bezighouden een viertal keer per jaar uit te nodigen voor een lunchvergadering tijdens dewelke een actueel onderwerp zou kunnen besproken worden.

De eerste Brusselse energiemiddag, BREM, van dit jaar gaat door op donderdag 25 maart 2010 van 12 tot 14 u in het Huis der Parlementsleden. Het onderwerp is: "Wie houdt er toezicht op de toezichthouder".

Dr. Tom Vanden Borre, DG Energie, zal een korte inleiding geven, o.a. over de interpretative note van de Europese Commissie over de "regulatory authorities".

Wie wenst deel te nemen en geen persoonlijke uitnodiging ontvangen heeft, kan mij altijd een berichtje sturen: tvermeir@publius.be
Share/Bookmark

woensdag 10 maart 2010

"Te weinig voorwaarden gekoppeld aan subsidie zonnepanelen"

Op de GreenCorner blog van Econoshock.be schrijft Heleen Van Hoof een interessant en genuanceerd pleidooi voor het behoud van subsidies voor zonnepanelen. Zij verwijst hiervoor ook naar het feit dat je "sinds januari 2010 voor nieuwe systemen enkel nog groene stroomcertificaten indien het dak voldoende geïsoleerd is".

Tijdens mijn jaarlijkse lezing over hernieuwbare energie op de studiedag van het Instituut voor Milieu- en Energierecht op 22 april ga ik ook in op de juridische aspecten van die isolatieverplichting (zie hierover ook al mijn eerder bericht).

Zelfs na de teksten van het besluit van de Vlaamse regering van onder naar boven en van links naar rechts gelezen te hebben, vindt ik nog steeds grote juridische graten in die regeling: schending van het elektriciteitsdecreet, schending van de privacy, schending van de woonst, schending van de hoorplicht, ...

Ik vrees dat het behoud van de groenestroomcertificaten voor de zonnepanelen niet kan gemotiveerd worden op basis van die isolatieverplichting. Die mangelt immers langs alle kanten.
Share/Bookmark

Gesloten distributiesystemen - zijn de gewesten bevoegd?

Tijdens de vergadering van de commissie voor woonbeleid, stedelijk beleid en energie van 4 maart jl. verklaarde minister Freya Van den Bossche dat in uitvoering van het derde pakket "extra bepalingen in de Vlaamse energiewetgeving zullen moeten worden opgenomen, onder meer met betrekking tot gesloten distributiesystemen en directe leidingen, en met betrekking tot de onafhankelijkheid, de rol en de taken van de regulator, de VREG".

De minister "verwacht van de administratie een overzicht van de precieze aanpassingen die moeten gebeuren, op basis van de analyse die ze nu maken".
Share/Bookmark

donderdag 4 maart 2010

NMA consulteert stakeholders over tariefvoorstel GTS

De Nederlandse regulator, de Energiekamer van NMa, organiseert, naast het reguliere tariefproces, een consultatie over het nieuwe tariefvoorstel van de Nederlandse aardgasvervoernetbeheerder GTS. De Energiekamer "verwacht dat een dergelijke herinrichting [van de tarieven] financiële gevolgen kan hebben voor partijen, zowel in positieve als negatieve zin". Op basis van de respons op de consultatie zou "de Energiekamer in staat [zijn] om op een zo vroeg mogelijk tijdstip de voorgenomen tariefherinrichting op al zijn merites te kunnen beoordelen".

Dit initiatief lijkt interessant om nader te volgen. Ook in België belet niets de CREG om over tariefvoorstellen van Fluxys een consultatie te organiseren. Tariefbeslissingen op basis van een ruime bevraging van de markt en rekening houdende met de legitieme en financiële belangen van de netbeheerder en de verzuchtingen van de consument zouden veel minder waarschijnlijk het voorwerp zijn van gerechtelijke procedures.

Oorspronkelijk bericht via het Nederlandse www.energierecht.nu
Share/Bookmark

woensdag 3 maart 2010

Job met toekomst? Controleur van binneninstallaties voor aardgas

Als het van Joseph George (cdH) afhangt zullen eigenaars van woningen tienjaarlijks bijkomende kosten moeten maken om de binneninstallatie voor aardgas te laten controleren. Zonder enige toelichting hierbij te geven motiveert hij zijn wetsvoorstel zeer algemeen: "Een nacontrole blijkt nochtans noodzakelijk om incidenten te voorkomen en, aansluitend, de veiligheid van de bewoners te waarborgen. In dat opzicht zij opgemerkt dat voor de fl exibele leidingen, een essentieel onderdeel van een gasdistributiebinneninstallatie, een garantie van tien jaar geldt. Het lijkt dan ook noodzakelijk een tienjaarlijkse controle van de gasdistributie- binneninstallaties in te stellen."

Het feit dat er geen gegeves beschikbaar zijn om die 'incidenten' te kunnen plaatsen maakt dat het wetsvoorstel een zeer groot beroepsorganisatieslobbygeurtje heeft.
Share/Bookmark

Gerecht van Eerste aanleg verwerpt beroep Arcelor Mittal tegen Emissiehandelrichtlijn

In Luxemburg heeft het Gerecht van Eerste Aanleg gisteren het verzoek van Arcelor tot gedeeltelijke vernietiging van de richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap.

Arcelor Mittal, 's werelds grootste staalproducent, vroeg naast de vernietiging van een aantal artikelen van de Emissiehandelrichtlijn ook de vergoeding van de schade die zij geleden had door de invoering van de richtlijn.

Net zoals eertijds in de procedures voor het Grondwettelijk Hof (tegen het Waalse decreet van 10 november 2004 "tot invoering van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, tot oprichting van een 'Fonds wallon Kyoto' en betreffende de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto") en voor de Raad van State (tegen het besluit van de Vlaamse regering van 4 februari 2005 inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne) voerde Arcelor middelen aan genomen uit de schending van het eigendomsrecht, het recht op vrije beroepsuitoefening (Decreet d'Allarde), het proportionaliteitsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel, het recht op vrije vestiging en het rechtszekerheidsbeginsel.

Het Gerecht van Eerste Aanleg verwerpt het beroep omdat het volgens hem onontvankelijk is. Het Gerecht herneemt vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Ruropese Gemeenschappen en van het Gerecht, dat men niet ervan kan uitgaan dat een privaatrechtelijke rechtspersoon rechtstreeks en individueel wordt geraakt door een richtlijn. De Emissiehandelrichtlijn is op niet-discrimerende en algemeen van toepassing onder andere op de bedrijven in de staalsector. Hieruit kan volgens het Gerecht geen eigen situatie van Arcelor afgeleid worden die haar zou onderscheiden van andere staalbedrijven of bedrijven van andere sectoren.

Ook de vordering tot schadevergoeding verwerpt het Gerecht. Volgens het Gerecht kan Arcelor niet aantonen dat de gemeenschapswetgever de door haar ingeroepen middelen zou geschonden hebben. Het Gerecht verwijst verder naar het arrest van het Hof van Justitie, gewezen op een prejudiciële vraag van de Franse Conseil d'Etat (HvJ 16 december 2008, C-127/07, sa Société Arcelor Atlantique et Lorraine).

Hiermee eindigt voorlopig de procedurslag die de Arcelor-groep eertijds in elke lidstaat waarin zij actief was/is en op Europees niveau gestart is tegen de Emissiehandelrichtlijn. In de voormelde procedures tegen de Vlaamse en Waalse uitvoeringsbepalingen was ik als advocaat van het Vlaams Gewest een bevoorrechte getuige.

Ger.EG 2 maart 2010, T-16/4, Arcelor SA
GwH 7 juni 2006, nr. 92/2006
RvS 21 december 2006, nr. 166.238, nv Arcelor Steel Belgium
Share/Bookmark