Naar aanleiding van de politieke discussies over de regulering van de energieprijzen, nodigde Radio1 Tinne uit voor een interview. Dat kan u hier herbeluisteren.
Over hetzelfde onderwerp zal Tinne spreken op het 24ste European Energy Law Seminar dat doorgaat in Noordwijk-aan-Zee op 11 en 12 april 2011. De titel van haar bijdrage luidt "Pros and cons of price control in a liberalised market".
donderdag 17 februari 2011
Over prijsregulering - op de radio en op het European Energy Law Seminar
woensdag 16 februari 2011
Prijsregulering voor elektriciteits- en aardgasleveringen slechts onder strikte voorwaarden
Naar aanleiding van de discussies rond de indexering, stelt de Nationale Bank dat er moet onderzocht worden hoe en wanneer de stijging van de internationale brandstofprijzen kan doorgerekend worden in de eindprijzen voor aardgas en elektriciteit. De Bank stelt vast dat er terzake weinig transparantie bestaat en dat schommelingen onmiddellijk, maandelijks, doorgerekend worden zonder dat de klanten hun gedrag hieraan kunnen aanpassen. Zij zien die prijsfluctuaties immers pas op hun eindfactuur.
Op basis van het Derde Energiepakket lijken transparante, evenredige en niet-discriminatoire prijsreguleringsmechanismen tijdelijk aanvaardbaar als een openbare dienstverplichting. Hierbij moet rekening gehouden worden met de richtsnoeren die het Hof van Justitie dienaangaande gegeven heeft. Maximumprijzen 'pur et dur' lijken ons niet verenigbaar met de bepalingen van de Richtlijn.
Zowel minister Magnette als de CREG hebben de afgelopen maanden voorstellen geformuleerd om de eindprijzen voor energie te reguleren. Minister Magnette wil dit doen door de oprichting van een speciaal comité (samengesteld uit de CREG, de Nationale Bank, de FOD Economie, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Raad voor de Mededinging). Aan dat comité moeten de leveranciers wanneer zij hun eindprijzen wensen te verhogen die voorgenomen verhogingen voorleggen. Het comité beoordeelt dan die verhogingen en keurt die desgevallend af. Daarnaast bepaalt het voorstel van de minister dat de Koning, op voorstel van het Comité en naar aanleiding van een jaarlijkse rapportering van de prijzen door de leveranciers, retroactief prijsverlagingen kan opleggen indien de leveranciers kostendalingen niet ontoereikend hebben doorgerekend aan de consumenten. Op basis van deze bepaling zou de Koning bestaande prijzen kunnen toetsen aan de bestaande kosten en zo, zelfs retroactief, de bestaande prijzen kunnen doen verlagen.
De CREG wil dat de elektriciteitsbedrijven aan de CREG automatisch en ten laatste vier weken voor hun inwerkingtreding elke wijziging van de prijzen, de berekeningsmethode en/of de indexeringsformule meedelen. Op deze basis neemt de CREG ten aanzien van deze elektriciteitsbedrijven bindende beslissingen, onder andere het vastleggen van een maximumprijs.
Beide voorstellen zijn volgens ons juridisch onvoldragen.
In zijn arrest-Federutility van 20 april 2010 oordeelde het Hof van Justitie dat het opleggen van referentieprijzen voor de eindleveringen van aardgas mogelijk was, mits aan een aantal voorwaarden was voldaan.
- De beslissing tot het opleggen van referentieprijzen moet een algemeen economisch belang nastreven dat erin bestaat dat de prijs voor de levering van aardgas aan de eindafnemer op een redelijk niveau wordt gehandhaafd. Hierbij moeten de lidstaten de liberalisering en de noodzakelijke bescherming van de eindafnemer met elkaar verzoenen.
- De maatregel moet redelijk verantwoord zijn voor de verwezenlijking van de doelstelling van algemeen economisch belang. Ze mag maar gedurende een noodzakelijkerwijs beperkte periode gelden.
- De maatregel moet duidelijk worden gedefinieerd en transparant, niet-discriminerend en controleerbaar zijn.
Aan die voorwaarden lijken het voorstel van minister Magnette noch het voorstel van de CREG te voldoen:
- Men kan zich de vraag stellen of het mogelijks opleggen van maximumprijzen voldoende rekening houdt met de principes van een vrijgemaakte markt.
- De beperking in de tijd van die maatregel lijkt daarom absoluut noodzakelijk, maar ontbreekt in beide voorstellen.
- Er lijkt geen evenredige verhouding te bestaan tussen het nagestreefde doel en de ingezette middelen.
Ook de Nationale Bank wijst in haar verslag op het belang van energie-efficiëntie. Het hoge consumptieniveau van energie is naast de maandelijkse indexering en lagere accijnzen dan onze buurlanden volgens de bank een belangrijke verklarende factor voor de prijsstijgingen. De beheersing en de vermindering van de energie-intensiteit is voor haar een belangrijke uitdaging.
Zonder andere noodzakelijke maatregelen die de vrijmaking van de energiemarkt in België substantieel zouden kunnen verbeteren, zal de situatie zoals zij op dit moment bestaat, met het vermeende gebrek aan transparantie en het effectieve gebrek aan concurrentie, toch moeilijk opgelost raken. Meer prijstransparantie kan ook aangepakt worden op andere manieren. Zo zou de wetgever de tariefformules onder de loep kunnen nemen, zonder hieraan een goedkeuring van de tarieven te hechten. Daarnaast suggereert de Nationale Bank dat er een en ander kan verbeteren aan het bestaande a posteriori toezicht door de CREG en de Raad voor de Mededinging.
Prijsregulering voor elektriciteits- en aardgasleveringen slechts onder strikte voorwaarden
vrijdag 11 februari 2011
Strategisch overlegcomité België - GdF Suez
In de Pax Electrica werd aan België een gouden aandeel beloofd in de fusiegroep GdF Suez. Via zo'n gouden aandeel hoopte de Belgische regering "haar belangen te vrijwaren in minstens dezelfde mate als de Franse golden share voor de Franse belangen doet". Ook al stuit dit op bezwaren vanuit Europees rechtelijk oogpunt, de Belgische regering is lang blijven geloven dat ze zo'n gouden aandeel zou kunnen verwerven. Uiteindelijk moest ze genoegen nemen met een permanent overlegcomité. Dit comité werd door Herman van Rompuy aangekondigd in maart 2009. De overeenkomst werd uiteindelijk ondertekend in december 2009.
Tussen de Belgische regering, de Franse regering en de groep GdF Suez werd overeengekomen dat er een "comité de coordination" werd opgericht waarin een vertegenwoordiger zou zetelen van elk van de partijen. De vertegenwoordiger van de groep GdF Suez zou iemand zijn van de algemene directie, de Belgische en de Franse staat worden vertegenwoordigd door de minister van energie, of hun vertegenwoordiger.
Dit comité fungeert als overleginstantie tussen de drie partijen. Het komt zo vaak bijeen als nodig en minstens 1 keer elke 3 maanden. Bedoeling is een informatie-uitwisseling en gedachtewisseling tot stand te brengen over de projecten van GdF Suez die de Belgische en de Franse staat interesseren op het vlak van bevoorradingszekerheid.
Het comité wordt ten minste 5 dagen voor de raad van bestuur van GdF Suez geïnformeerd over die punten op de dagorde van de raad van bestuur die de "essentiële belangen van België en Frankrijk op vlak van bevoorradingszekerheid zouden kunnen beïnvloeden".
De vertegenwoordigers van de Belgische en Franse staat kunnen ook het comité op hun, gemotiveerde, vraag laten bijeenroepen. Het comité vergadert dan ten laatste 2 werkdagen voor de raad van bestuur.
In het kader van de Pax Electrica werd in de herfst van 2006 al eens afgesproken om een overlegplatform op te richten dat halfjaarlijks zou bijeenkomen om het economisch belang van de sector te analyseren. Er zou een onderlinge, regelmatige en gestructureerde dialoog over de rechtszekerheid, de marktwerking en de concurrentiekracht in het nationale en internationale kader worden ontwikkeld. Daarover ondervraagd in de Kamer in november 2009 antwoordde Paul Magnette totaal naast de kwestie. Hieruit zou men kunnen afleiden dat dat semesteriële overlegplatform nooit werd opgericht en nooit bijeenkwam.
Het nieuwe overlegcomité werd wel degelijk opgericht, maar het is niet geweten of en hoeveel keer het bijeengekomen is sinds december 2009. Ook is de vraag hoe deze overeenkomst moet gekwalificeerd worden. Herman van Rompuy verklaarde op 19 maart 2009 in de Kamer: "dankzij dat overlegcomité beschikt België over rechten waarop een niet-aandeelhouder normalerwijze geen aanspraak kan maken". Nochtans lijken in de overeenkomst alleen informatieverplichtingen geregeld te worden. Het lijkt erg onwaarschijnlijk dat België via dat comité effectief "haar belangen" zou kunnen vrijwaren.
Strategisch overlegcomité België - GdF Suez
donderdag 10 februari 2011
Laadpalen voor elektrische wagens in de ruimtelijke ordening
In zijn antwoord op een vraag van Mercédès Van Volcem [voorlopig verslag, URL kan nog veranderen] (Open VLD) over de stedenbouwkundige vergunningsregels rond laadpalen voor elektrische auto's, antwoordde minister Muyters:
- dat het plaatsen van een elektrische laadpaal in de onmiddellijke omgeving van een woning vrijgesteld is van de stedenbouwkundige vergunningsplicht omdat dergelijke constructie kan aanzien worden als een kleine tuinconstructie (artikel 2.1 van het Vrijstellingenbesluit)
- dat op het openbaar domein een dergelijke laadpaal kan beschouwd worden als een
‘gebruikelijke aanhorigheid’ van het openbaar domein
De plaatsing van zulke laadpalen mag echter niet strijd zijn met de stedenbouwkundige voorschriften, de voorschriften van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s), plannen van aanleg of verkavelingen of met toepasselijke gemeentelijke voorschriften.
Laadpalen voor elektrische wagens in de ruimtelijke ordening
dinsdag 8 februari 2011
Europese Energietop 2011 - Haast je langzaam?
De Europese staats- en regeringsleiders kwamen eind vorige week bijeen voor een lang aangekondigde top die hoodzakelijk rond energie zou handelen. De historische ontwikkelingen in het midden-Oosten maakte dat de staats- en regeringleiders minder aandacht konden besteden aan de debatten over energie. Dit lijkt echter niet de enige oorzaak voor de weinig bezielende resultaten rond energie.
Het gebrek aan ambitie blijkt uit de eerste paragraaf van de conclusies. De top legde enkel 'een aantal praktische aspecten' vast die de Europese ambitie onderstreept "om te komen tot veilige, betrouwbare, duurzame en betaalbare energie die bijdraagt tot Europa's concurrentievermogen".
Er komt een verordening betreffende de integriteit en transparantie van de energiemarkt om de doelstelling van "een goed functionerende, geïnterconnecteerde en geïntegreerde interne energiemarkt" te bereiken. In het licht hiervan moeten de lidstaten "de wetgeving betreffende de interne energiemarkt snel en volledig en strikt binnen de afgesproken termijnen uitvoeren".
Tegen 2014 moet de interne markt voltooid zijn "zodat gas en elektriciteit vrij kunnen stromen". Daarom moet men "meer vaart zetten achter de marktkoppeling
en het opstellen van richtsnoeren en netcodes die voor alle Europese netwerken gelden". Technische normen voor oplaadsystemen voor elektrische voertuigen en voor slimme netten en meters technische normen kunnen worden vastgesteld.
Uit de conclusies blijkt dat de staats- en regeringsleiders veel belang hechten aan de modernisering van de Europese energie-infrastructuur en de uitbreiding van grensoverschrijdende netten. Die inspanningen zijn “essentieel om de solidariteit tussen de lidstaten gestalte te geven, om alternatieve aan- en doorvoerkanalen en energiebronnen tot stand te brengen, en om hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen en te laten concurreren met traditionele energiebronnen”. In dit kader zijn de lidstaten het eens met verbeterde en gestroomlijnde vergunningsprocedures voor de aanleg van nieuwe infrastructuur. De Europese Commissie moet hiervoor een voorstel uitwerken.
Financiering van investeringen in infrastructuur moeten grotendeels “door de markt moeten worden opgebracht, maar kunnen door tarifering worden terugverdiend”. Publieke middelen kunnen enkel maar ingezet worden “voor sommige projecten, die vanuit het oogpunt van voorzieningszekerheid of solidariteit wellicht gerechtvaardigd zijn maar waarvoor op de markt onvoldoende financiering te vinden is”. Het aandeel van de publieke middelen moet beperkt blijven en moet dienen “als hefboom voor private financiering”.
Europa aanvaardt, om redenen van voorzieningszekerheid, dat het potentieel inzake duurzame winning en exploitatie van conventionele en niet-conventionele ('schaliegas' en 'olieschalie') fossiele brandstoffen in kaart worden gebracht. De top koppelt hieraan geen voorwaarden. Nochtans lijkt deze onconventionele manier om gas te winnen niet zonder risico te zijn (zie bijvoorbeeld het artikel uit Der Spiegel, “EU-Staaten forcieren riskante Gasbohrungen”). Het weze opgemerkt dat de passage over shale-gas voor de stukken over energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen in de conclusie is opgenomen.
De energie-efficiëntiedoelstelling worden niet gehaald, stellen de staats- en regeringsleiders vast. Daarom moeten alle lidstaten vanaf 1 januari 2012 energie-efficiëntienormen opnemen in de overheidsopdrachten voor belangrijke openbare gebouwen en diensten. De Raad van energieministers moet ook het aangekondigde Commissievoorstel voor een nieuw energie-efficiëntieplan meteen in behandeling nemen.
Naast hernieuwbare energiebronnen zal de Europese Unie investeringen in ‘veilige en duurzame koolstofarme technologie’ (lees: kernenergie en CCS) stimuleren. De Europese Commissie moet nieuwe initiatieven nemen over slimme netten, “bij voorbeeld in verband metde ontwikkeling van schone voertuigen, energieopslag, duurzame biobrandstoffen en energiebesparende oplossingen voor steden”.
De activiteiten van de EU en de lidstaten moeten beter op elkaar worden afgestemd om meer samenhang te brengen in de externe betrekkingen van de EU met de belangrijkste landen van productie, doorvoer en verbruik. Lidstaten moeten hun nieuwe en bestaande bilaterale energieovereenkomsten melden aan de Commissie. De hoge vertegenwoordiger wordt verzocht bij haar werk het aspect energiezekerheid alle aandacht te geven die het verdient.
De EU moet ‘met cruciale actoren en rond strategische corridors’ wederzijds “nuttige energiepartnerschappen ontwikkelen voor uiteenlopende vraagstukken en reguleringsmethoden, op alle gebieden van gemeenschappelijk belang, zoals energiezekerheid, veilige en duurzame koolstofarme technologieën, energie-efficiëntie, investeringsklimaat, waarbij de hoogste normen voor nucleaire veiligheid gehandhaafd en bevorderd worden”. Buurlanden zouden best de Europese voorschriften voor de interne energiemarkt overnemen, door “het Energiegemeenschapsverdrag uit te breiden en te verdiepen en regionale samenwerkingsinitiatieven te bevorderen”. Europa moet zijn aanvoerroutes en voorzieningsbronnen diversifiëren. Daarom moeten er blijvend inspanningen geleverd worden voor de ontwikkeling van strategische corridors voor het transport van grote hoeveelheden gas, zoals de zuidelijke corridor. Met Rusland wil de Europese Unie een solide, transparant en op regels gebaseerd energiepartnerschap met Rusland overeenkomen. Ten slotte zal de EU met derde landen samenwerken om de volatiliteit van de energieprijzen tegen te gaan en zal zich hiervoor in de G20 beijveren.
Europese Energietop 2011 - Haast je langzaam?
maandag 7 februari 2011
Klimaat in het Voorstel-Vande Lanotte (1)
Le Soir publiceerde de Franstalige versie van het voorstel van koninklijk bemiddelaar Johan Vande Lanotte, dat op 5 januari 2011 sneuvelde. Naast het onderdeel energie, is het ook interessant om lezen wat daarin voorgesteld wordt met betrekking tot de bevoegdheid inzake klimaat.
Het voorstel wijzigt niets aan de huidige bevoegdheidsverdeling inzake klimaat en focust zich op de bestaande intern-Belgische coördinatie van het klimaatbeleid. Daarbij wordt vooral gefocust op de rol van de Nationale Klimaatcommissie:
Le rôle de la commission nationale Climat sera renforcé, notamment en la dotant d'une présidence permanente. Ce renforcement implique aussi que la commission nationale Climat adressera à la conférence interministérielle compétent dans le domaine de la politique climatique, des propositions d'objectifs obligatoires de réduction par région et par secteur, à court et à long terme, ainsi que des propositions relatives à la méthodologie de calcul des émissions. De plus, la commission nationale Climat sera compétente pour contrôler les résultats et les publier.De Nationale Klimaatcommissie werd opgericht door het Samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 betreffende het opstellen van het Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto. Ze bestaat uit 16 leden: elke partij (drie gewesten en de federale overheid) mag 4 vertegenwoordigers aanduiden.
De inhoudelijke taken van de Nationale Klimaatcommissie worden opgesomd in artikel 6 van het Samenwerkingsakkoord. Het gaat over het evalueren van het beleid en de maatregelen in het kader van het nationaal klimaatplan, het adviseren van het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid voor het bepalen van het Belgische standpunt met betrekking tot internationaal klimaatbeleid, het ontvangen en beraadslagen over rapporten ontvangen in het kader van het Raamverdrag van de VN inzake klimaatbeleid en het adviseren van de Interdepartementele Commissie voor Duurzame Ontwikkeling. Daarnaast bevat het Samenwerkingsakkoord nog 2 "gedateerde" bevoegdheden, met name, het voorleggen van een lastenverdeling van de Kyotodoelstelling aan de Interministeriële Conferentie voor het Leefmilieu en het uitvoeren van beleidsvoorbereidend onderzoek naar de noodzaak van flexibiliteitsmechanismen.
De voorstellen inzake bindende emissietrajecten per regio en per sector, op korte en op lange termijn lijken reeds vervat in de huidige taken van de Nationale Klimaatcommissie. Zij evalueert immers jaarlijks het nationaal klimaatplan. De resultaten, reducties en prognoses worden vergeleken met de doelstellingen en op basis daarvan kan de Nationale Klimaatcommissie voorstellen formuleren aan de Interministeriële Conferentie voor het Leefmilieu. In die zin is het vandaag reeds mogelijk dat de Nationale Klimaatcommissie voorstellen zou formuleren met betrekking tot emissietrajecten per regio en per sector. Hetzelfde geldt voor de methodologie inzake berekening van de emissies. De Nationale Klimaatcommissie draagt de centrale verantwoordelijkheid in het kader van de rapporteringsverplichtingen van België in het kader van het Europees en internationaal klimaatbeleid. In dit verband lijkt het logisch dat de Nationale Klimaatcommissie vandaag al concrete voorstellen zou doen met betrekking tot de methodologie inzake de berekening van emissies. Zij zou dit eveneens kunnen doen in het kader van haar bevoegdheden met betrekking tot het nationaal klimaatplan.
Het valt ook op dat het Voorstel-Van de Lanotte zich beperkt tot de rol van de Nationale Klimaatcommissie, en niets zegt over het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid (CCIM) dat het belangrijkste orgaan is voor de coördinatie van het internationaal milieubeleid. De werkgroep Coördinatiewerkgroep Broeikasgaseffect binnen het CCIM is op haar beurt een van de belangrijkste organen in het klimaatbeleid volgens de vijfde nationale mededeling over klimaatverandering.
Samengevat lijkt het Voorstel-Vande Lanotte geen substantiële wijzigingen voor te stellen op vlak van het huidige klimaatbeleid.
Klimaat in het Voorstel-Vande Lanotte (1)
vrijdag 4 februari 2011
Omzetting Richtlijn hernieuwbare energie
In het kader van het Europese Klimaat- en Energiepakket moet 13% van het Belgische finale energieverbruik opgewekt worden met hernieuwbare energiebronnen. Deze doelstelling werd opgelegd door de Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen.
De Richtlijn legt de verplichting op aan de lidstaten om nationale actieplannen op te stellen. Zoals we eerder al schreven liep het Belgische plan vertraging op omdat de federale overheid en de gewesten een discussie hadden of de doelstelling intern zou gerealiseerd worden of mits de inzet van flexibiliteitsmechanismen. Het Belgische actieplan werd ondertussen aangemeld en is ook terug te vinden op de website van de Europese Commissie.
De bewuste passage die zorgde voor de vertraging leest in het Belgische actieplan uiteindelijk als volgt:
In december 2009 publiceerde België zijn forecast document dat aangaf dat het land intern het grootste gedeelte van de doelstelling van 13% wilde realiseren. Dit blijft de vaste intentie. In het document werd de mogelijkheid niet uitgesloten om voor maximum 0,5% beroep te doen op de samenwerkingsmechanismen.Naast het aanmelden van het nationale actieplan moet de Richtlijn zelf ook omgezet worden in interne regelgeving. De uiterste omzettingsdatum was 5 december 2010 en is ondertussen verstreken. De Vlaamse Regering heeft op 21 december 2010 een ontwerpdecreet voorgelegd aan de SERV voor advies. Het ontwerpdecreet heeft enkel betrekking op garanties van origine en de duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa. De SERV wijst in haar advies op de noodzaak van afstemming tussen de federale en de Vlaamse overheid.
België heeft nog geen specifieke procedure ontwikkeld met het oog op de organisatie van statistische overdrachten of gemeenschappelijke projecten.
Gelet op de onzekerheid wat betreft de effectieve toepassing van de flexibele mechanismen zal België alles in het werk stellen opdat de doelstellingen van 13% intern verwezenlijkt zouden worden. Indien de omstandigheden van die aard zijn dat bij tussentijdse rapportage blijkt dat de doelstellingen niet binnenlands gehaald zullen worden, kan alsnog beslist worden beroep te doen op de samenwerkingsmechanismen. België zal de ontwikkelingen inzake samenwerkingsprojecten echter van nabij opvolgen.
België zal actief meewerken in de Europese werkgroepen terzake, enerzijds om bij te dragen tot het bepalen van een gemeenschappelijke aanpak en anderzijds om de nodige procedurele, legistieke en organisatorische voorbereidingen treffen indien op basis van bij voorbeeld een maatschappelijke kosten/batenanalyse beslist zou worden om van dergelijke mechanismen gebruik te maken.
Ook op federaal niveau moet de omzetting nog gebeuren. De Elektriciteitswet en het koninklijk besluit van 16 juli 2002 betreffende de instelling van mechanismen voor bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen kennen vandaag enkel certificaten van oorsprongsgarantie en groenestroomcertificaten, maar geen garanties van origine. Een garantie van origine is een bewijsstuk dat aantoont dat een bepaalde hoeveelheid energie geproduceerd is met hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling. Op Vlaams niveau vormt de garantie van origine (tot nu toe) 1 geheel met het groenestroom- of warmtekrachtcertificaat. De vraag is of dit systeem behouden blijft, of de Vlaamse regering beide documenten wil ontkoppelen en onderbrengen in verschillende databanken. Daarnaast is de vraag welk systeem de federale overheid zal invoeren, en of dit verschillend zal zijn.
Daarnaast moet de federale overheid ook de Richtlijn omzetten wat betreft de duurzaamheidscriteria en de bevoegdheden die zij vandaag heeft op vlak van biobrandstoffen.
Omzetting Richtlijn hernieuwbare energie
donderdag 3 februari 2011
Ministerraad keurt model legitimatiekaart van inspecteurs CREG goed
Vorige week berichtten we over het onduidelijke antwoord van minister Magnette over de stand van zaken rond de noodzakelijke legitimatiekaarten voor de gerechtelijke officieren van de CREG. Vandaag keurde de ministerraad “een ontwerp van koninklijk besluit goed dat het model vaststelt van de legitimatiekaart van de inspecteurs van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG)” (zie het persbericht). “Het ontwerp regelt de vorm, de afmetingen en de kleuren van de legitimatiekaart alsook de logo's en vermeldingen die er op moeten voorkomen”, in uitvoering van artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 13 december 2009.
Dit ontwerp zal nu eerst nog voor advies voorgelegd worden aan de Raad van State.
Ministerraad keurt model legitimatiekaart van inspecteurs CREG goed
woensdag 2 februari 2011
Energie in het voorstel-Vande Lanotte
Le Soir publiceert vandaag de Franstalige versie van het voorstel van koninklijk bemiddelaar Johan Vande Lanotte (zie ook hier), dat op 5 januari 2011 sneuvelde. Interessant om lezen is wat er daarin voorgesteld werd over de herziening van de bevoegdheidsverdeling inzake energie.
Voor de vaststelling van de distributienettarieven hadden de gewesten volledig bevoegd moeten worden, behalve voor de sociale tarieven en voor de distributienetten die een transportfunctie vervullen:
« Les Régions deviennent compétentes pour la fixation des tarifs de distribution [Il s’agit de la distribution au moyen de réseaux dont la tension nominale est inférieure ou égale à 70 000 volts et qui ne remplissent pas une fonction de transport] (à l’exclusion du tarif social) et pour le Fonds de réduction du coût global de l’énergie. »Dit had kunnen betekenen dat de goedkeuring van de tariefvoorstellen van Elia, wiens netten een spanningsniveau hebben onder en boven de 70 kV, federaal zou blijven, als men aanvaardt dat het Elia-net, zelfs op distributievlak, 'een transportfunctie' vervult. De federale bijdrage voor de financiering van de werking van de CREG had dan verlaagd moeten worden, rekening houdende met de overdracht aan de gewestelijke regulatoren van de tariefbevoegdheid inzake distributie.
In het kader van de elektriciteitsproductie op de Noordzee had het Vlaamse gewest via “une plateforme de concertation” nauwer betrokken moeten worden.
Energie in het voorstel-Vande Lanotte
dinsdag 1 februari 2011
Barbara Veranneman vervoegt Blixt
Vanaf vandaag werkt Barbara Veranneman bij Blixt.
Barbara studeerde rechten aan de K.U.Leuven (2007) en behaalde aan dezelfde universiteit een LL.M. in Environmental and Energy Law (2008). Naast advocaat aan de Balie van Brussel is zij ook vrijwillig wetenschappelijk medewerker bij het Instituut voor Milieu- en Energierecht van de K.U.Leuven en lid van de kernredactie van het tijdschrift Milieu- en Energierecht. Zij publiceerde een aantal bijdragen over energie in toonaangevende juridische tijdschriften en spreekt geregeld over energierechtelijke onderwerpen.
Voor zij binnen Blixt actief werd, was zij medewerkster bij Loyens & Loeff.
Barbara Veranneman vervoegt Blixt